Wanneer en hoe is de kerk ontstaan

We komen nu aan het moeilijkste gedeelte van deze uiteenzetting. Aan de kwestie namelijk: hoe oud is het oudste stuk der kerk? Hierover bestaan nogal wat verhalen, die volgens de laatste onderzoekingen (1982) naar het rijk der fantasie verwezen moeten worden. Ze blijken op de eerste plaats afkomstig van pastoor Pinckers zelf, in wiens kielzog diens paladijnen: van Beurden, van der Venne en Holwerda voeren. Pastoor Pinckers was een bijzonder goed gastheer. Zijn romantische geest heeft deze drie heren zeker beïnvloed en in een bepaalde richting gedrukt. In 1916 kwam op verzoek van pastoor Pinckers de kadastertekenaar van Beurden uit Roermond naar Asselt. Na een vrij vluchtig onderzoek vond hij aan de rand van de oude kerkheuvel fundamenten, bestaande uit veldkeien en leem. De allerlaatste hedendaagse naspeuringen deden het vermoeden rijzen, dat dit funderingen geweest moeten zijn van de steunberen voor de muren rond de kerk. Van Beurden verklaarde deze funderingen als bastions van een voormalige vesting.

Professor Holwerda, een pionier op het gebied van de opgravingen in Nederland, nam die mening over. Hij verrichtte zijn onderzoek te Asselt in 1929. Helaas: deze verdienstelijke man bezat de eigenaardigheid om altijd in de grond aan te treffen, wat hij er tevoren al in aanwezig had vermoed. Achteraf is nogal eens gebleken, dat noch zijn vermoedens, noch ook de zogenaamde resultaten van zijn bodemonderzoek in overeenstemming waren met de feiten. Typerend daarvoor is wel Dorestad (Wijk bij Duurstede). Van wat Holwerda daarover beweerd heeft, klopt volgens heel nieuwe opgravingen niets. Zo zou het ook wel eens kunnen zijn met Asselt, meent men nu. Bij hoog en laag beweerde Holwerda hierover, dat de kerk een Frankische burcht geweest zou zijn, later versterkt en vergroot door de Noormannen.

Romeinse resten

Zeker is dit: de muren van de kerk te Asselt bevatten duidelijke resten van Romeins aardewerk. Met name „tigulae” = dakpannen. Denk aan de naam Tegelen. Verder ,,hypocausta ” = ronde, 60 cm hoge gebakken pilaartjes. Deze dienden voor de vloerverwarming. De Romeinen bouwden dubbele vloeren en stookten daartussen. (Heerlen, Xanten, Trier).

Iets Romeins moet te Asselt in de eerste eeuwen wel hebben gestaan. Bijvoorbeeld een tolhuis om de Maas in de gaten te houden. Iets dergelijks als te Buggenum de Melenborg. De Maas heeft in de vlakte tussen Asselt en Leeuwen een zeer grillig stroomgebied gehad, dat nogal eens veranderde. Tenslotte liep ze vlak achter de tegenwoordige kerk. De huidige beek en de diepte achter de kerkheuvel geeft wel ongeveer de vroegmiddeleeuwse loop der Maas aan.

Noormannen ofwel Vikingen

Holwerda spreekt echter niet over een tolhuis. Hij schrijft over een vesting, een burcht, een kamp. Hij neemt de mening van van Beurden omtrent de bastions over en fantaseert er een gracht, een wal, een muur van palissaden bij. Deze laatste drie zouden door de Noormannen zijn aangebracht. Holwerda vermoedde reeds vóór zijn opgravingen dat de Noormannen van september of oktober 881 tot 25 juli 882 niet te Elslo maar in Asselt zouden zijn neergestreken. Op zijn manier vond hij daartoe te Asselt ook alle gegevens in de grond.

Historisch staat hierover alleen het volgende vast: de Noormannen werden in september bij Soissons, op een van hun rooftochten in het rijke Franse land, door de Franken verslagen. Deze laatsten verzuimden het ze te vernietigen, zodat de rovers ongestoord naar Gent konden terugkeren. Daar hadden ze 200 boten liggen. Een gedeelte van hun manschappen voer daarmee de Schelde af en de Maas weer in. Een ander gedeelte reed op gestolen paarden van Gent uit door het woeste Toxandrie (Brabant). Ergens aan de Maas verenigden zich deze twee groepen weer en sloegen er gezamenlijk hun winterkwartier op.

De grote kwestie is nu: waar was dat winterkwartier? Was dat Elslo of Asselt? Over deze vraag is al menig woord gevallen. Bolland, de humanist, meende in 1643 in de Acta Sanctorum dat die plek Elslo geweest moest zijn. Hoofdargument: Van dit winterkwartier uit hebben de Noormannen Maastricht, Luik, Aken, Keulen en Trier geplunderd, en dat kon beter van Elslo dan van Asselt uit.

De grote geschiedschrijvers over de Vikingen namen die mening zonder verder onderzoek over. Het waren in hoofdzaak Skandinaviërs en van deze kan men nauwelijks verwachten dat ze een verschil zagen tussen een Asselt en een 50 km daarvandaan liggend Elslo. Historisch komt men hier niet verder.

Om taalkundige redenen zou men kunnen besluiten dat inderdaad te Asselt en niet te Elslo het beruchte kamp der Noormannen geweest moet zijn. Er bestaan Latijnse kronieken uit de jaren 880-900. Ze werden geschreven door monniken te Fulda, Reichenau of Prümm. Waarschijnlijk zijn dezen wel niet te Asselt of in Elslo geweest om alles wat ze schreven te controleren. Ze wisten dus niet goed, waarover ze het hadden. Het kamp der Noormannen gaven ze ook verschillend geschreven namen: Haslou, Haslon, Hascloa, Ascloa enz. Maar uit al die schrijfwijzen is met geen geweld Elslo te maken. Een plaatsnaam, waarvan men gemakkelijk Elslo kan afleiden, duikt eerst in 1111 op. Elslo is ontstaan uit Elislo ofwel: Elzebos. Lo is bos. Daarentegen valt uit al de door de monniken genoemde namen met gemak Asselt af te leiden. Ask is es, lo is bos. Asclo is essebos. De a is een Latijnse uitgang, voor ons van geen betekenis. De t werd er in de 16e eeuw aan toegevoegd, wegens de uitspraak. Vergelijk het Duitse eigentlich, hoffentlich met het Nederlandse eigenlijk, hopelijk. Overigens heeft het plaatselijke dialect nog altijd Assel, zonder t.

Intussen is er een nieuwe concurrent opgedoken: Hasselt bij Velden 5 km. ten noorden van Venlo.

Nieuwste mening  (1982)

De nieuwste mening omtrent het kamp der Noormannen is deze: dit kan best te Asselt geweest zijn, maar in ieder geval niet op de plaats waar nu de kerk ligt.

De verhoging, waarop de kerk staat is natuurlijk. Een boring door de Rijkswaterstaat heeft dat bewezen. Oorspronkelijk was de kerkheuvel langer dan nu en de weg vóór de kerk (tussen kerk en museum) bestond niet. Toen de toren zich aan de Westkant der kerk bevond liep de weg achter de kerkheuvel om. In de loop der eeuwen werden door het water stukken van de heuvel afgeslagen. In 1916 hebben de boeren van Asselt hem op verzoek van pastoor Pinckers in een lang en moeizaam werk opgehoogd.

In de 10e eeuw werd te Asselt een stenen kerkje gebouwd, bestaande uit priesterkoor en schip. Het priesterkoor lag naar het Oosten, zoals het hoorde.

Het schip is nu vierkant, maar was oorspronkelijk vermoedelijk langer. Zoals elders uit opgravingen is gebleken, waren de normale afmetingen van de stenen kerkjes uit de lüe eeuw: 3 x 5, 5 x 7,7 x 9 enz. (Maasniel, Arcen, Grubbenvorst, Boxmeer).

Dergelijke afmetingen zou het schip van de kerk te Asselt ook gehad kunnen hebben. Dat het schip ervan nu vierkant is, is vermoedelijk een gevolg van de instorting van de toren in 1515. Deze nam een stuk van de zuidmuur mee. Misschien ook nog een brok van de noordmuur. Zou het dan zo vreemd zijn als ze later ook deze noordelijke muur wat hadden ingekort?

Nog steeds is over de kerk te Asselt niet alles even duidelijk. De vraag is zelfs, of men in deze zaak ooit verder komt. Over enige jaren zal de kwestie op wetenschappelijke manier behandeld worden.